INTERNATIONALE
ORDENING

Een
overzichtsfoto van een van de zittingen
van de tweede Haagse vredesconferentie,
van juni tot oktober 1907
gehouden in het paleis Huis ten Bosch.
De bijeenkomst, en een eerdere in 1899,
deden de hoop postvatten dat internationale geschillen
voortaan op andere wijze konden worden beslecht
dan op het slagveld.
Tijdens de voorbereidingen voor een derde conferentie,
in het splinternieuwe Vredespaleis,
brak de Eerste Wereldoorlog uit.

Voor-
en keerzijde van de penning
die in 1913 werd geslagen
ter gelegenheid van de opening van het Vredespaleis in Den Haag.
Op de voorzijde het portret van de Amerikaan Andrew Carnegie.

Het
Haagse Vredespaleis,
ontworpen door de Franse architect Louis Cordonnier
en later - wegens geldgebrek vereenvoudigd
door zijn Nederlandse collega A. van der Steur.
De bouw van het paleis stond in het teken van de hoop
dat oorlogen voortaan voorkomen zouden kunnen worden.
|
|
VREDE
DOOR RECHT
Twee vredesconferenties,
en de opening van het Vredespaleis in Den Haag, deden een tijdlang de
hoop postvatten dat
de oorlog door middel van het recht zou kunnen worden uitgebannen.
Gezien de gulle bijdragen
van zoveel landen moest het Vredespaleis wel een uitdrukking zijn van
een mondiaal verlangen naar vrede door recht. Een jaar na de opening begon
de Eerste Wereldoorlog.
Niet het recht maar de macht bleek de maatstaf van
de internationale verhoudingen.
De uitbundigheid
waarmee op 29 augustus 1913 het Haagse Vredespaleis werd geopend en de
eerste, angstige reactie in 1898 op het voorstel van tsaar Nicolaas II
in Den Haag een vredesconferentie te beleggen - een scherper contrast
is nauwelijks denkbaar.
Bij de opening van het gebouw, geschonken door de Ameri-
kaanse multimiljonair Andrew Carnegie, stond Den Haag bol van plechtigheden
en festiviteiten.
Nederland durfde zich kennelijk weer te presenteren als het geboorteland
van Hugo de Groot, de grondlegger van het internationale recht. Koningin
Wilhelmina, prins Hendrik en koningin-moeder Emma woonden de officiële
overdracht aan de Carnegiestichting bij; de regering bood 's avonds aan
400 genodigden een banket in de Ridderzaal aan, gevolgd door
een ontvangst ten paleize.
In hun toespraken bezongen de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken,
jhr. R. de Marees van Swinderen, en
de voorzitter van de Camegiestichting, jhr. A. van Karnebeek, het paleis
als een waardige huisvesting voor het Permanente Hof van Arbitrage dat
een grote stap vooruit zou zijn op
de weg naar een vreedzame oplossing van internationale conflicten. De
oorlog als middel voor beslechting van zulke conflicten leek op zijn retour;
er gloorde een nieuw tijdperk van vrede door middel van recht.
De geest van internationale samenwerking had in
de inrichting van het Vredespaleis gestalte gekregen door schenkingen
van de 42 landen die eerder hadden deelge-
nomen aan de eerste en tweede Haagse vredesconferentie, respectievelijk
in 1899 en 1907.
Het gebouw, ontworpen door de Franse architect Louis Cordonnier en zijn
Nederlandse collega A. van der Steur, straalde een nieuwe, internationale
geest uit.
Met gietijzeren hekken die geschonken waren door de Duitse keizer, vloeren
van Italiaans marmer, een Oostenrijks tapijt op de escalier d'honneur,
lambrizeringen van bijzondere tropische houtsoorten, kristallen luchters
en gebrandschilder-
de ramen die een geschenk waren van de Nederlandse regering.
Het publiek dat bij de opening op de been was om van de vele Nederlandse
en buitenlandse autoriteiten een blik op te vangen, was vooral geroerd
door het feit dat Nederland met de huisvesting van het Vredespaleis internationaal
aanzien verwierf. Toch klonken achter de facade van hooggestemde verwachtingen
ook geluiden die wat meer in overeenstem-
ming waren met de werkelijkheid. Op de Balkan woedde een wrede oorlog
die vele slachtoffers eiste. Gingen de grote mogendheden intussen niet
onverdroten verder met hun reusachtige oorlogsuitgaven? En wat dat Permanente
Hof
van Arbitrage betrof: was het niet zo dat het aan de staten zelf werd
overgelaten hun geschil aan dit scheidsgerecht voor te leggen?
ALLES BEHALVE
ONTWAPENING
De toenmalige Nederlandse
minister van Buitenlandse Zaken, W.H. de Beaufort, was in 1898 danig geschrokken
van
de uitnodiging van tsaar Nicolaas II van Rusland deel te nemen aan een
internationale conferentie ter vermindering van de bewapening en ter regeling
van het internationale oorlogsrecht. En misschien nog wel meer van diens
voorstel die conferentie te houden in Den Haag.
Liep Nederland op deze wijze niet het gevaar betrokken te raken in conflicten
tussen de grote mogendheden? En zou het land, als organisator van zo'n
conferentie, zijn neutraliteits-
politiek niet in de waagschaal stellen?
Daar stond tegenover
dat Nederland na 1892 met succes een aantal conferenties had georganiseerd
ter regeling van het internationale privaatrecht. Zo vreemd was het voorstel
van de tsaar dus ook weer niet. Na behoedzaam de regeringen van een aantal
grote mogendheden te hebben gepolst, besloot de Nederlandse regering op
het verzoek van de tsaar in te gaan, als was er van echte geestdrift geen
sprake.
De eerste Haagse Vredesconferentie kwam op 18 mei 1899 bijeen in paleis
Huis ten Bosch, onder het presidentschap van een Russische diplomaat die
zich allesbehalve een bekwaam voorzitter toonde. Ten aanzien van de internationale
ont-
wapening (die de tsaar graag op gang had willen brengen omdat de defensie
hem wat te begrotelijk werd) bereikte
de conferentie geen resultaten, onder andere omdat het Duitse keizerrijk
er weinig voor voelde zijn pas verworven militaire superioriteit op te
geven.
Wel bleek tijdens de besprekingen dat de grote mogendheden bereid waren
een stap te zetten in de richting van de oplos-
sing van internationale geschillen door middel van arbitrage. Na veel
onderhandelingen bereikten de delegaties overeen-
stemming over de oprichting van een Permanent Hof van Arbitrage. Achter
die grootse naam ging overigens slechts een lijst van rechters schuil
waarop staten in geval van een geschil een beroep konden doen. Ze waren
daartoe echter niet verplicht.
Ook andere, niet-juridische vormen ter beslechting van geschillen werden
aanbevolen, zoals het gebruikmaken van
de goede diensten van andere landen, internationale bemid-
deling en het instellen van een onderzoekscommissie voor
het vaststellen van feiten in geval van een conflict. Al deze overeenkomsten
waren bedoeld om oorlog te voorkomen. Daarnaast kwam een aantal verdragen
tot stand over
de rechten en gebruiken in geval van een landoorlog en
de toepassing van het Rode-Kruisverdrag van 1864 in een oorlog op zee.
Tijdens de tweede Haagse Vredesconferentie in 1907 stond vermindering
van de bewapening al niet meer op de agenda. Wel kwamen toen 11 verdragen
over het oorlogsrecht tot stand. De belangrijkste ervan regelden de rechten
en plichten van neutrale staten en hun onderdanen in de landoorlog.
Omdat Nederland een
kleine mogendheid was en zich in
de internationale politiek bovendien neutraal opstelde, konden de Nederlandse
afgevaardigden op beide conferenties geen vooraanstaande rol spelen. Wel
droeg hun juridische deskundigheid bij aan de totstandkoming van de verschil-
lende verdragen.
In 1913 begonnen de voorbereidingen voor een derde Haagse Vredesconferentie.
De Nederlandse regering stelde er een speciale commissie voor in, met
name omdat de resultaten van dit soort bijeen-
komsten door de aanvaarding van het beginsel 'vrede door recht' het neutrale
Nederland betere garanties leken te bieden dan in het verleden ooit het
geval was geweest.
Die derde conferentie kwam er niet. Het uitbreken van
de Eerste Wereldoorlog in 1914 maakte duidelijk dat, alle Haagse verdragen
ten spijt, niet het recht maar de macht
de maatstaf was voor de internationale verhoudingen.
|